De oudste fotocollectie van Nederland

In gesprek met conservator Maartje van den Heuvel

De Fotocollectie in de Universiteit Leiden is de oudste van Nederland. Bijna een half miljoen historische én hedendaagse foto’s worden hier beheerd. Daarnaast verzamelt deze fotocollectie ook objecten als camera’s en studiotoebehoren. Ik sprak met conservator Maartje van den Heuvel over het ontstaan van de collectie, de bijbehorende tentoonstellingen en de ultieme topstukken.

Als ik conservator Maartje van den Heuvel vraag naar haar favoriete werk in de collectie, moet ze hier lang over nadenken. En dat is niet zo gek: de fotocollectie van Universiteit Leiden omvat meer dan een miljoen objecten en bestaat uit meerdere collecties van ieder vaak wel tienduizenden foto’s. De oudste hiervan is de Prentenkabinetcollectie. “Dat is de voormalige collectie die de geschiedenis van het medium fotografie representeert,” legt van den Heuvel uit. “Die was voorheen in het Prentenkabinet aan het Rapenburg gehuisd, maar is in 2002 naar de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek aan de Witte Singel gekomen.” Later zijn hier andere omvangrijke collecties aan toegevoegd. “Die collecties zijn allemaal in de omgeving van Universiteit Leiden tot stand gekomen in het kader van onderzoek en worden uiteindelijk ook hier als fotocollectie beheerd.” Voorbeelden zijn de collectie van Instituut Kern, die zich richt op een deel van Zuid-Azië (met name India) en de KITLV-collectie, waarin zich veel fotografie over de voormalige koloniën bevindt. Van den Heuvel: “Het oudste deel van de collectie is de fotografie die de geschiedenis van het medium belicht. Dat is de beroemde prentenkabinet collectie, maar daarnaast zijn er dus ook allerlei fotografiecollecties die gebiedsstudies ondersteunen. Dat gaat ook in de honderdduizenden foto’s. De collectie wordt alsmaar groter.”

Vroege fotocollecties

Het ontstaan van de fotocollectie gaat terug naar 1910. De oudste verzameling die de Universiteit Leiden bezit, werd destijds aangelegd door de NAFV (Nederlandse Amateur Fotografen Vereniging) in Amsterdam. Deze groep bestond uit mensen die in hun vrije tijd op hoog niveau kunstfotografie produceerden. Zij probeerden fotografie op de kaart te krijgen als beeldende kunst. “Dan moet je je voorstellen dat er in nog geen enkel museum in Nederland iets aan fotografie werd gedaan, want dat vond men nog absoluut geen kunstvorm,” vertelt van den Heuvel. “Het waren ook amateurfotografen die het voor elkaar kregen dat dat de allereerste fotografietentoonstelling in een kunstmuseum plaatsvond in 1908; in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Diezelfde mensen hebben ook in 1910 het initiatief genomen om een fotocollectie aan te leggen. Die moest de geschiedenis van het medium fotografie gaan vastleggen.” Ook de Nederlandse Club voor de Fotokunst was op dit gebied belangrijk. Deze club wilde zich middels fotografie profileren als kunstenaars, en begon in 1912 tevens met de aanleg van een fotocollectie.  “Dat was toen ook nog iets nieuws, want fotografie werd vooral gebruikt als reproductiemedium: in de druktechniek of in de wetenschap. Het werd veel gebruikt voor portretfotografie, maar dat werd lange tijd ook niet als kunstvorm gezien.”

Naast deze vroege groepen fotoverzamelaars, zijn er nog enkele belangrijke figuren die betrekking hadden op het ontstaan van de universitaire fotocollectie. In de jaren ’30 legde Auguste Grégoire een collectie aan van 6.000 foto’s uit de 19e eeuw, die hij op latere leeftijd aan een museum trachtte te verkopen. Omdat geen enkel museum geïnteresseerd was in het fotografische medium, kwamen de foto’s uiteindelijk bij de Universiteit Leiden terecht. In 1953 besloot hoogleraar Henri van de Waal tot de aankoop. Van den Heuvel: “Van de Waal heeft als eerste in Nederland het inzicht gehad dat foto’s gelijkwaardig konden worden gezien aan tekeningen en prenten. Doordat hij die fotocollectie aan het prentenkabinet toevoegde, was dat de eerste erkenning door een Nederlands instituut van fotografie als kunstvorm.” 

De topstukken

Met de jaren is de fotocollectie in de Universiteit steeds verder uitgebreid. Zo werden de foto’s van handelaar en verzamelaar Maurits Muller Massis in de jaren ’70 in aan de collectie toegevoegd. Dit zijn allerlei alledaagse toepassingen van fotografie, ook wel ‘vernacular photography’ genoemd. Daarnaast worden er tegenwoordig ook nog regelmatig stukken aan de collectie gedoneerd, bijvoorbeeld door nazaten van bepaalde fotografen. Doordat de Universiteit Leiden zo veel foto’s beheerd, zijn hier ook verschillende topstukken binnen te ontdekken. Van den Heuvel: “Het absolute topstuk dat we hebben is de Metropolis van Paul Citroen. Dat is een grote collage, die Citroen in 1923 heeft gemaakt aan het Bauhaus in Weimar. Citroen zat toen in het centrum van de avant-garde van de interbellum kunst. Hij werkte samen met Paul Klee en Kandinsky aan tentoonstellingen en het maken van kunst op Bauhaus.” Door theoretici werden de collages van Citroen bezongen als sleutelwerken voor de kunst van die tijd: zij ademden bij uitstek de geest van de interbellum-kunst. Het thema – ook afgebeeld in de Metropolis – van de ‘Großstadt’ (Grote stad) was hierin erg belangrijk. De fotocollectie Leiden ontvangt bijna continu bruikleenverzoeken op dit bijzondere werk. “Daar geven we lang niet altijd gehoor aan want vanuit conserveringsoogpunt zou de collage, die heel kwetsbaar is, dat niet goed overleven.”

Naast Citroen’s werk noemt Maartje van den Heuvel nog enkele topstukken. Bijvoorbeeld een serie daguerreotypieën (de oudste fotografietechniek). In het begin van de jaren 1840 gaf het Nederlands Ministerie van Koloniën een bijzondere opdracht aan de Duitse fotograaf Adolph Schaefer. Hij zou de daguerreotypie-techniek gebruiken voor archeologische doeleinden: het fotograferen van oudheidkundige schatten in Nederlands-Indië. Van den Heuvel: “Na 126 daguerreotypieën, die we allemaal nog hebben, is de onderneming gestopt. Dat had twee oorzaken: de archeoloog die het project leidde overleed, en men kwam er achter dat de techniek eigenlijk niet zo geschikt was voor wetenschappelijk doeleinden.” Het produceren van de foto’s was namelijk heel duur, de afbeeldingen spiegelden, waren altijd een negatiefbeeld, en bovendien waren ze niet reproduceerbaar. “Maar het heeft wel geresulteerd in een hele bijzondere collectie die bij collega-conservatoren en liefhebbers over de hele wereld bekend is.”

Ook bijzonder zijn de fotoboek-dummy’s in de collectie. Fotoboeken waren in de jaren ’50 een belangrijke kunstvorm: wanneer fotografen zelf hun boeken uitbrachten, hadden zij namelijk veel meer artistieke vrijheid. “De meeste fotografen werkten voor geïllustreerde bladen, tijdschriften en andere gedrukte media die sinds de jaren ‘20 waren opgekomen. Als ze voor zo’n blad werkten, zaten te altijd onder het bewind van een redactie die vaak streng was over foto’s en waar ze geen artistieke vrijheid hadden die ze zochten. In het maken van fotoboeken vonden ze toch een mogelijkheid om de regie en artistieke redactie helemaal in eigen hand te houden. Het fotoboek was dan ook een dankbare uitingsvorm voor fotografen met artistieke ambities in de jaren ’50 na de Tweede Wereldoorlog.” Binnen de collectie zijn beroemde dummy’s te vinden van onder anderen Ed van der Elksen en Johan van der Keuken. “Dat zijn allemaal ‘epic photobooks’ die ook internationaal veel bewondering hebben geoogst.” In deze eerste versies van de fotoboeken is het proces van de fotografen middels schetsen en knip- en plakwerk nog goed zichtbaar. 

Tentoonstellingen en samenwerkingen

Maar hoe kunnen we al deze beroemde werken eigenlijk bezichtigen? Van den Heuvel geeft aan dat zij “misschien wel de meest zichtbare fotocollectie hebben van heel Nederland.” Hoewel de fotocollectie van de universiteit niet over een eigen tentoonstellingsruimte beschikt, worden er veel bruiklenen gedaan aan musea in zowel binnen- als buitenland. In de expositie ‘Modern Perspectives’ in het Stadsarchief Amsterdam kon je onlangs bijvoorbeeld veel foto’s uit de collectie bewonderen. Daarnaast is de fotocollectie voor iedereen met een abonnement op de universiteitsbibliotheek toegankelijk. Foto’s kunnen dan op aanvraag worden bekeken, maar zijn ook online te zien op de beeldbank van de Bijzondere Collecties van Universiteit Leiden. Daarnaast neemt de fotocollectie regelmatig deel aan bijzondere samenwerkingen. In 2011 gaven zij bijvoorbeeld samen met Museum De Lakenhal opdracht aan fotograaf Erwin Olaf om een groot werk over het Leidens Ontzet te maken. Olaf plaatste hierbij een oproep onder Leidenaren om te figureren in het werk. “Dat was heel aangrijpend, omdat je merkte dat mensen uit Leiden het bijzonder vonden dat zij deel konden nemen aan het opnieuw beleven en uitbeelden van hun eigen geschiedenis. Dat is ook absoluut een topstuk te noemen.” Dit grote historiestuk is te bezichtigen in de vaste tentoonstelling van De Lakenhal. 

Ook met het International Photo Festival Leiden heeft de fotocollectie samengewerkt. In 2015 werd de fotokijkdag ‘Tussen Kunst en Kiek’ georganiseerd, waarbij Leidenaren langs konden komen om hun oude foto’s voor te leggen aan deskundigen. Hierbij werd met name gezocht naar werken van Israël Kiek. Door dit soort samenwerkingen is de fotocollectie dan ook erg betrokken bij de lokale, Leidse fotografie.

Een collectie vol ‘parels’

De enorme hoeveelheden historische en hedendaagse fotografie, met daarnaast de vele tentoonstellingen en verzamelobjecten, maken het nog duidelijker waarom conservator Maartje van den Heuvel maar moeilijk een favoriet werk kan kiezen. Vaak wisselt dit per project waaraan zij werkt. Voor nu noemt zij uiteindelijk fotografe Emmy Andriessen. “Vanwege haar inzet als fotografe, haar gevoeligheid voor Nieuwe Fotografie, het surrealisme waarvoor ze was opgeleid, en haar inzet in de Tweede Wereldoorlog met gevaar voor eigen leven. Ze was namelijk Joods, en fotograferen was door de Duitse bezetter verboden. Het is toch wel een heel fascinerend oeuvre.” Maar de keuze blijft moeilijk. “Iedere keer verdiep je je weer in een ander deel van de collectie en dan kom je weer andere parels tegen.”

— 

Draag jij de fotocollectie van Universiteit Leiden een warm hart toe? Word dan vriend van de UBL om het onderhoud van de collectie te ondersteunen. Meer informatie vind je bij Stichting Vrienden van de UBLeiden

Voor de beeldbank bezoek je de Bijzondere Collecties van Universiteit Leiden.

Hier zijn nu en binnenkort foto’s uit de collectie te zien:

  • ‘Dossiër Indie’, Wereldmuseum Rotterdam. Tot en met 14 mei 2020. 
  • ‘Neo-Realisme, Nieuwe Fotografie en Film in het Interbellum’, Museum MORE, Gorssel. Van 13 juni tot 20 september 2020.
  • ‘Eva Besnyö’, Kassak Museum, Budapest. Van 15 mei tot 16 augustus 2020.

Adolph Schaefer, Reliëf op westelijke buitenwand Borobudur, 1845, daguerreotypie, 7,6 x 6,0 cm, collectie Universiteitsbibliotheek Leiden, PK-F-60.913.

Henri de Louw, Amateurfotograaf en verzamelaar Auguste Grégoire op 17-jarige leeftijd, 1905, kabinetfoto, 13,5 x 10,0 cm, collectie Universiteitsbibliotheek Leiden, PK-F-G.5016.